De jajim is een textiel vervaardigd op eenvoudig op te zetten weefgetouwen, vroeger horizontaal, vandaag ook soms verticaal. De kettingdraden worden aan de uiteinden tegengehouden door een cilinder, en zijn gegroepeerd per kleur. De inslagdraden worden vervolgens door de kettingdraden gestoken en aangetrokken met een metalen kam.
Bij de jajim zal de densiteit van de kettingdraden hoger liggen dan die van de inslagdraden.
De meest eenvoudige jajim vertonen dan ook simpele lijnen, sommige al breder dan andere, in effen kleuren. De wever heeft deze kleuren gekozen door de kettingdraden op zijn weefgetouw te zetten. De minder talrijke inslagdraden zijn niet zichtbaar.

De keshme kenmerkt zich door het toevoegen van inslagdraden die zich rond de kettingdraden draaien om alzo motieven te vormen. Omgekeerd kunnen er ook kettingdraden worden bijgevoegd om eveneens motieven te creëren door zich rond de inslag te draaien.

De smalle banden die zo verkregen worden zullen bijna nooit breder dan 50 cm zijn maar kunnen wel een lengte hebben van rond de 10 meter.

Dit soort weefgetouwen kan men tegenkomen van Turkije tot in Nepal. De ketting en inslag bestaan meestal uit wol, uitzonderlijk uit zijde.

Eens de banden afgewerkt zijn, zal men ze snijden om naast elkaar gezet te worden en alzo een groter, meestal vierkant-vormig, textiel te verkrijgen.